Klik hier voor een overzicht van alle pagina's
De Wet
Aan wie gaf Mozes de Wet? Het antwoord hierop ligt voor de hand. Aan Israël! Werd de Wet aan Israël gegeven toen dat volk nog in Egypte was? Neen! God verloste Zijn volk eerst uit Egypte en daarná kwam de Wet. De Wet was een levensregel voor een verlost volk. Zij was dus niet bedoeld als een levensregel voor de Egyptenaren of voor enig ander volk. Mozes opdracht gold alleen Israël. God sprak dan ook uitsluitend tot dít volk: "Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb." Ex. 20:2
God heeft nooit een ander volk uit Egypteland uitgeleid en Zijn heilige Wet is ook nooit aan enig ander volk gegeven.
Wel mogen wij vragen: Hoe komen dan zoveel mensen, die "uit de heidenen" zijn, onder de Wet? Heeft God dat gewild? Het antwoord op de eerste vraag moeten wij schuldig blijven.
Wat echter de tweede vraag aangaat, kunnen we gerust zeggen, dat God dit niet gewild heeft.
Integendeel!
De Wet is reeds bijna twintig eeuwen geleden terzijde gesteld terwijl "de Genade en de Waarheid door Jezus Christus geworden" is. Joh. 1:17
Reeds in het begin der gemeente van Jezus Christus was er een grote beroering onder de gelovigen omdat men hen die uit de heidenen tot geloof waren gekomen onder de Wet van Mozes wenste te brengen. Paulus en Barnabas deelden aan de apostelen en ouderlingen deze zaak mede. "Maar", zeiden zij, "er zijn sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeeën, die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de Wet van Mozes te onderhouden." Hand. 15:5
Toen men hierover vergaderde en deze zaak onder de leiding des Heiligen Geestes Hand.15:28 besprak, bleek duidelijk dat dit niet was naar de zin en mening des Geestes. Heel helder blijkt uit het besluit waartoe zij komen, dat de gelovigen uit de heidenen niets hebben te maken met de Wet van Mozes. Zie Hand. 15:23-29
Paulus schreef zijn brief aan de Galaten met de bedoeling deze gelovigen vrij te maken van de Wet van Mozes. Hij wederstond Petrus openlijk omdat deze en anderen niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie. Hij zelf had met de Wet van Mozes gebroken en zegt daarom: "Want indien ik, hetgeen ik afgebroken heb, dat wederom opbouw, zo stel ik mij zelf tot een overtreder." Gal. 2:18
Zijn levensopenbaring was niet een wet doch een Persoon, nl. Christus. "Want ik ben door de Wet der Wet gestorven, opdat ik Gode leven zou - Christus leeft in mij." Gal. 2:19-20
Tot de Galaten zegt hij: "O, gij uitzinnige Galaten! wie heeft u betoverd - hebt gij de Geest ontvangen uit de werken der Wet, of uit de prediking des geloofs? Zijt gij zo uitzinnig? Daar gij met de Geest begonnen zijt, voleindigt gij nu met het vlees (d.w.z. met de Wet)? Gal. 3:1-3
Vervolgens beantwoordt hij in dit hoofdstuk de vraag: "Waartoe is dan de Wet?"
|